Plantae
Evenals de andere rijken dankt plantae zijn naam aan het Latijn (plantae is het meervoud van planta, wat plant betekent). Alle organismen die men als plant verstaat, zijn onderdeel van het rijk plantae. Deze organismen zijn in staat hun eigen voedsel te creëren door middel van fotosynthese. Daarnaast dienen plantae vaak als voedselbron voor andere organismen uit de rijken fungi en animalia.
Wat houdt het rijk plantae in?
Net zoals de organismen in andere rijken hebben de organismen in het plantae rijk enkele kenmerken die hen onderscheiden van anderen. Een van de belangrijkste kenmerken is het verkrijgen van energie door fotosynthese. Fotosynthese houdt in dat planten in hun cellen lichtenergie, van bijvoorbeeld de zon, om kunnen zetten in koolhydraten. Hierbij wordt koolstofdioxide gebruikt en komt zuurstof als restproduct vrij. In welke koolhydraat de plant de lichtenergie omzet hangt af van welke soort plant het is, enkele koolhydraten zijn glucose (monosacharide), lactose (disacharide), zetmeel en cellulose (polysachariden). Een ander kenmerk is dat organismen van het plantae rijk zich niet uit zichzelf kunnen voortbewegen, in tegenstelling tot de animalia. Als overeenkomst met de animalia en enkele fungi zijn plantae meercellig. In één organisme werken er dus meerdere cellen samen om een goedwerkend organisme te onderhouden. Dit zorgt ervoor dat cellen zich specialiseren, zodat bijvoorbeeld een deel zich bezighoudt met stevigheid en een deel met opslag van zoetstoffen en een deel met de fotosynthese.
Welke organismen behoren wel/niet toe aan het rijk plantae?
In gelijkenis met het animalia rijk is de plantae een zeer uitgebreid rijk. Veel soorten, vaak heel verschillend, vallen onder dit rijk. Neem bijvoorbeeld de appelbomen van de buurman. Ondanks dat ze niet lijken op het gras dat de boom omringt, behoren ze toe aan hetzelfde rijk. Zowel de appelboom als het gras zetten via fotosynthese lichtenergie en koolstofdioxide om in een koolhydraat en zuurstof. De mate waarin deze planten dit doen verschilt enorm, evenals het uiterlijk van de beide organismen. Waar een boom koolhydraten als cellulose, hemicellulose en pectine gebruikt voor het creëren van een stevige stam, maakt het gras meer monosachariden aan. Daarnaast regelen de verschillende organismen de opslag van hun koolhydraten op verschillende manieren. Grassoorten gebruiken de koolhydraten die worden omgezet vaak direct, of binnen korte tijd, als brandstof voor de andere cellen en slaan het in sommige gevallen op in de kleine wortels. Planten met grote knollen en/of vruchten slaan de benodigde koolhydraten, mineralen en vitaminen op in bollen, knollen of vruchten. Dit zijn dan ook vaak de onderdelen van de plant die andere organismen, bijvoorbeeld dieren, gebruiken als bron van hun energie.